Giovanni Don Bosco en Mamma Margherita en de keuken van het oratorio.

José J. Gómez Palacios beschreef in de Bollettino Salesiano het leven van Don Bosco telkens door het oogpunt van een ruimte of een voorwerp. In deze tekst is de keuken van het oratorio aan het woord.

Ook al was ik maar een schamele keuken, ik was altijd piekfijn in orde. Het vuur ­knetterde altijd onder een pruttelende pot soep, en elke dag kwam er wel een of andere jongen aan met een stevige honger. Bij Don Bosco werd je nooit met een lege maag weggestuurd. En ook niet met de ziel onder de arm. Ik herinner me een avond in de meimaand. Het regende dat het goot. Er bonkte iemand op de deur. Een jongen van ongeveer 15 jaar, drijfnat en verkleumd van de kou zei: “Ik kom uit Valsesia en ik heb geen familie meer. Ik kan metselen, maar ik vind geen werk. Ik heb het zo koud, en weet niet waar naartoe”.

“Kom maar binnen” zei Don Bosco. Mamma Margherita maakte hem iets klaar om te eten. Toen vroeg ze hem: “En waar ga je nu naartoe?”. “Ik weet het niet”, zei de jongen, “Ik smeek u, stuur me niet weg”.

Mamma Margherita dacht aan de jongens die ze al onderdak geboden had en die er de volgende morgen vandoor waren met alle dekens. “Je zou hier kunnen blijven, maar wie garandeert me dat je niet met onze kookpotten gaat lopen?” “O nee, mevrouw, ik ben wel arm, maar ik heb nog nooit iets gestolen”.

"Don Bosco zal je nooit wegsturen.”

Ik was de gelukkigste keuken van de hele wereld toen ik mocht meemaken dat tussen mijn muren de doorweekte jas en de ­opgelapte broek te drogen werden gehangen bij het vuur. Don Bosco was ondertussen al naar buiten gelopen, om enkele bakstenen te halen. Hij maakte daarmee vier poten waarop hij enkele planken legde, zodat het kon dienen als bed. Toen nam hij de strozak van zijn eigen bed en legde die op de planken.

“Slaap hier maar, mijn beste, en je kunt blijven zolang als je het nodig vindt.” Die nacht had ik, schamele keuken, gezelschap. Aan mijn vriend het vuur vroeg ik om goed warmte te geven, want door de kieren hoorde je het fluiten van de scherpe wind uit de Alpen. De jongen verslond de soep, het brood en de kaas. Daarna kroop hij in bed. Mamma Margherita dekte hem toe en nodigde hem uit om zijn gebeden te zeggen. “Dat ken ik niet”, zei hij. “Bid dan maar met ons mee”, zei ze. Daarna keek ze hem met een liefdevolle blik aan en fluisterde hem zacht nog enkele woorden toe, die ik, met mijn oude muren, koester als mijn mooiste herinnering ooit. Ze fluisterde: “Wees altijd goed, werk met gevoel voor verantwoordelijkheid, en vergeet nooit de gebeden die je moeder je geleerd heeft. Slaapwel.”

De salesianen hebben dit woordje van Mamma Margherita beschouwd als het eerste ‘Avondwoordje’: een korte gedachte waarmee de dag werd afgesloten.

Vertaling door provinciaal Wilfried Wambeke sdb.

Wil je op de hoogte blijven?
Schrijf je hier in voor de nieuwsbrief